home
 shows

 






Six Logos around a carpet






GRIJS LANDSCHAP

al wandelend in de tentoonstelling

Gaat er iets boven de eerste keer dat je de horizon van uit het vliegtuig ziet? De watjesachtige substantie van de wolken, die als een soort suikerspinnen boven de aarde plakken; maar ook de oplichtende streep in de verte die scherp de grens tussen wit waas en knallend blauw markeert.
De tomeloze energie van dat beeld, het stralende optimisme, de pure, muzikale toon die direct tot je gemoed spreekt. Geen compositie, maar stemming. Zoals je va een oude wilg bij een sloot ook met niet zegt dat het plaatje mooi gecomponeerd is, maar direct de melancholie van tijd voelt. Laat ik het toch zeggen: een verstilde compositie, beschouwelijk van aard. Gevoelig als wij Europeanen zijn voor geschiedenis, voor de kracht van het kennende subject, voor het zelf als centrum.

Je kunt spreken van een zekere dialectiek tussen de werken, herleidbaar tot een gemeenplaats: Amerika tegenover Europa. De frontier-neurose; de instinktmatige drang om nieuw terrein te veroveren, om nieuwe beelden te maken die als een baksteen in een tijdperk plonzen (Nagy).
Daartegenover de waardering voor en het (her) gebruik van het bekende, het onderzoek van de beelden die we met ons meedragen, het streven naar een sensitief minimalisme (van der Heyden, Fridfinnsson e.a.); het ruimte maken voor dat waar je in het leven soms aan voorbij gaat: eenvoud, de verstilde toon, de droom, dat wat bijna niets is. Nu kun je er niet aan voorbij gaan, en hier onthullen de werken misschien wel een morele gedachte. Die introspectieve neiging staat haaks op de programmatische aard van het tapijt. 'Desease and decoration', te midden van 'Drawing', 'A Place', 'Soms is het stil'. Kunst is als een venster op de wereld. Een paleis is een ideaal huis voor mooie gedachten; het tapijt een drager van niet eens gecamoufleerde tumoren...

Hier moet de puurheid van de muzikale notatie worden genoemd - een objectiever begrip dan de altijd aan de persoonlijke smaak gebonden stemming.
Tekens met een bepaalde dynamiek, rythmische ordeningen, optische verspringingen, kleur en klank. Friedrich Nietzsche schreef over muziek dat het een gedachtensysteem is zonder de abstracte vorm van de gedachte. Het is de meest abstracte kunstvorm en, doordat het op een directe manier stemmingen van de psyche presenteert, de meest concrete. Notaties van een paperclip (afgeplatte ellips), een plattegrond (raster), een sediment (raster), een droom-ideogram (ingebrand), een horizon (schilderij), optimaal georganiseerde spleen (passertekening). Een koele analyse van de beelden komt daadwerkelijk uit op logo's. Of is dat een onderschatting van het potentieel en de dynamiek van beeldtekens; samenballingen van tijd die bovendien een eigen tijdsorde in het nu scheppen? Komt eigenlijk muzikale notatie - "Zo kan het gespeeld/gelezen/genoten worden!" - niet dichter inde buurt?

Logo's zijn, zeker in het bedrijfsleven, onverbiddelijk gekoppeld aan een mentaliteit. In de kunst is jet nog maar de vraag of een werk het type 'hardheid' van een logo aanneemt. Bij Peter Nagy lijkt dat laatste wel het geval. Zijn tapijt neemt stelling te midden van de tendens naar abstractie, zoals die in het dagelijks leven merkbaar is. Sommige dingen kennen we gevoelsmatig, hoewel we ze visueel en tactiel niet ervaren, noch hun precieze betekenis weten. De motieven van het tapijt - als geschematiseerde micro-organismes - lijken juist die visuele en tactiele onbekendheid dichterbij te brengen. En dat door een zekere passiviteit en een niet-kleur: het tapijt is als een neergeslagen schaduw achter je rug.

De houding lijkt die van de liefhebber, die eerder maakt dan componeert. De stemming geeft de doorslag: het streven naar een optimale orde, de behoefte aan een simpele schoonheid, maar ook zoiets als een ongeneeslijke verveling. Ik kan me goed voorstellen dat Rémy Zaugg in een Zwitsers berglandschap een cameraprojectie van datzelfde landschap met verf "inkleurde". De film van dat gebeuren is inderdaad niet spannend, maar dringt wel door in de beleving van de bergen. Ook hier een houding, zelfs een moraal over idee en beeld.

Kunst kan een vitale kracht zijn die onze kijk op de wereld intenser maakt. Vooral wanneer beelden die we bijna met ons meedragen vorm aannemen. De houding van de maker, de manier waarop hij de beelden - die evenzo goed van ons zijn - behandelt, moet wel moreel geladen zijn. Vaak is er immers geen plek voor hun eenvoud en vanzelfsprekendheid.

Geen donder en bliksem, avondrood of ochtendgloren. Eerder het langzaam verschuivende grijs van de lucht, het oplichten van de dakpanformaties aan de overkant, het net bewegende maar al weer doodse herfstgroen van de bomen. Niet het spectaculaire, maar het eenvoudige: de stille straat op zondag.

Alleen door van binnen af en toe onbeweeglijk te zijn, voelend we hoe de wereld in het kleinste beweegt. (Robert Musil)

Mark Kremer
Amsterdam, mei/september 1991